Pagina's

dinsdag 18 december 2012

Zomaar een dag in Maroua

Niet ver van de grenzen van Tsjaad en Nigeria ligt midden in de zandbak: la belle Maroua. Volgens velen de mooiste stad in de mooiste provincie 'Het Extreme Noorden' van Kameroen. Met die belofte in ons achterhoofd verruilden we de plakkerige, broeierige jungle van het zuiden met zijn hekserij, gorilla's en Goliathkikkers voor de droge Sahel van het noorden waar nomaden in lange jurken te paard voorbij stuiven en waar giraffen, olifanten en leeuwen zich (elk met een ander doel) trachten te verstoppen in de savanne. Dit is ons nieuwe thuis voor de komende 2 jaar. En wat gaat een bosbouwer in de woestijn doen? Juist! Hij gaat de woestijn bestrijden, want met de huidige consumptie van hout zal er binnen 8 jaar geen boom meer overeind staan in deze omgeving.

“Vertel eens hoe het daar is!” Ja, vertel eens... Vertel eens aan iemand die nog nooit in Nederland is geweest hoe het in Nederland is. Ik raak zo snel gewend aan het leven hier dat het lastig blijkt om er iets specifieks over te vertellen. Daarom zal ik zomaar een dag in Maroua omschrijven, een dag zoals vandaag bijvoorbeeld:

Vanmorgen besloot ik eens een lange wandeling te gaan maken. Ik heb de omgeving nog niet zo goed verkend en ik moet toch de elektriciteitsfactuur betalen, dus waarom niet het nuttige met het aangename combineren? Het elektriciteitsbedrijf ligt aan de rand van de stad en ik wil via landweggetjes om de stad heen wandelen.

Ik sluit de deur op onze veranda af. Gelijk komt onze dagbewaker annex tuinman aan schuifelen. Hij is “ergens richting de 50 jaar”, maar ziet er geleefd uit. Mag ook wel met 8 kinderen (of misschien nog wel meer, want de eerste week waren het er 4 kinderen, de tweede week 6 en nu dus 8...). Je zou zeggen dat de vrouw moe zou zijn, de kinderen hebben namelijk allemaal dezelfde moeder (zeldzaam waar polygamie eerder regel dan uitzondering is. Zojuist wilde ik de sociale verzekeringspapieren invullen voor onze bewakers. Er is ruimte voor gegevens voor 4 vrouwen en 20 kinderen per bewaker), maar zij ziet er nog allerkwiekst uit. Wellicht was ze pas 14 jaar toen ze met onze Baba Ila trouwde, want ook dat is normaal hier. Anyhow, hoe Baba er zo moe uit komt te zien, is me eigenlijk toch een raadsel, want hij doet de hele dag niet zoveel. 's Ochtends vroeg zit hij op een ligstoel tegen de poort aan, want de poort werpt zich op tussen de ochtendzon en Baba, dus zit Baba lekker in de schaduw. Vanuit daar roept hij orders naar vrouw en kinderen aan de andere kant van de heg. Oh ja, dat was ik nog vergeten te vertellen. Onze dagbewaker woont met zijn gezin in een klein lemen hutje aan de andere kant van de heg in onze tuin. Gevoelsmatig wonen we eigenlijk allemaal samen. Met het grote verschil dat Jeroen en ik met z'n tweeën in een kast van een huis wonen en Baba met vrouw en 5 kinderen (de andere 3 zijn het huis al uit) dus in dat kleine lemen hutje. Maar goed, hun leven speelt zich toch af in de grote open buitenlucht. Daar wordt meel gemalen in grote houten potten met behulp van lange stokken die de vrouwen met de regelmaat van de secondenwijzer in de pot terecht laten komen. Zo klinkt het de hele ochtend: klop – klop – klop – klop. Later wordt deze meel met behulp van water uit de put op een houtvuur tot een meelpap gemaakt. Daar tussendoor krijsen, huilen, lachen, zingen de kindjes. Kleine Hauwa van 2,5 jaar is weliswaar de jongste van Baba en zijn vrouw, maar de buren zitten ook elke dag naast ons in de tuin. Uiteraard met hun roedel kinderen, dus het is een gezellige boel hier. Eigenlijk kan dit verhaal alleen al over onze tuin gaan, er gebeurt hier zoveel. Je hoeft de deur niet uit. Het is net een levend museum. Het Openlucht Museum van Eindhoven is er niets bij. Hier zit je vanuit je luie stoel op de veranda het leven van alledag te observeren.

Maar goed, Baba dus, zit op die stoel de hele dag iedereen te commanderen. Begrijp me niet verkeerd, hij is een allerbeste kerel, echt waar. Heel vriendelijk. Maar... hij is man en een man hier hoort zijn familie in het gareel te houden. Dus dat doet Baba braaf. Vanaf een uurtje of 13.00 uur pikt de zon het niet langer en dwingt de schaduw tot een smal streepje en daarmee Baba tot verbanning van zijn schuilplaats. Hij laat de stoel sidderend van de hitte achter en zoekt op 4 passen afstand verkoeling onder de boom 'Pomme de cannelle'. Daar slaat hij zijn matje uit en legt zich op zijn linkerzijde te rusten. Hij telt een paar schapen en volgt ze al snel over de dam naar dromenland. Gelukkig hoeft Baba zich niet lang te vervelen, want de moskee op de hoek roept hem regelmatig op voor zijn plicht. Dan staat Baba op om zijn blauw met witte plastic keteltje te vullen met water en wast zijn voeten, handen en gezicht vooraleer hij zich op zijn matje werpt om Allah te eren. Na de laatste buiging rolt hij zich op zijn rechterzijde ter continuering van zijn werk. Hij is ten slotte bewaker.

Toch ontgaat Baba niets. Het zal niet vaak voorkomen dat Jeroen een gesloten poort aantreft bij thuiskomst van zijn werk. Misschien heeft hij één van zijn kinderen op de uitkijk gezet, die met imitatie van een vogeltje zijn vader laat weten dat 'le patron' in de straat is gesignaleerd, maar misschien interpreteer ik Baba's dutje helemaal verkeerd. Wellicht ligt hij uiterst geconcentreerd te luisteren naar elke aardtrilling die erop zou kunnen duiden dat er iemand in aantocht is. Hoe het ook zij, Baba ontgaat niets. Hij woont en werkt dan ook al 25 jaar op dezelfde plek. Dus hij is een waar veteraan, een rot in het vak. Hij kan zich een dutje op zijn tijd wel permitteren.

Allé, we laten Baba verder zijn werk doen en gaan naar buiten. Er is nog wel meer te beleven hier! Ik stap de poort uit en beland op ons zandweggetje. Mul licht woestijnzand strekt zich voor me uit. In het open veld naast ons huis steken droge grassprieten uit de aarde. Een groepje schapen (zo te zien mama, papa en 3 kindjes) met lange oren scheren op een drafje rakelings langs me af op zoek naar verse blaadjes. Een groepje kinderen is bezig water uit de wijkput te halen en zodra ze me zien, roepen ze 'nasara!' (= buitenlander) terwijl ze naarstig naar me zwaaien. Ik zwaai terug. Maar kindjes hier weten van geen ophouden en terwijl ik onze straat uitloop en de hoek omga, hoor ik ze nog roepen: 'nasara!'

Het stikt hier van de kinderen. Maar ja, wat wil je ook als de sociale dienst er al vanuit gaat dat je er zo'n 20 krijgt... Ze vinden het hier trouwens ook heel vreemd dat Jeroen en ik geen kinderen hebben. Laatst weer vroeg iemand hoeveel kinderen wij hebben. Ik zei geen. Het was lange tijd stil. Ik was met mijn gedachte alweer ergens anders toen de man in kwestie zei dat hij wel iemand wist die ons kon helpen. Ik keek hem niet begrijpend aan. Toen zei hij dat we een offerschaap of -geit moesten meebrengen naar de medicijnman en dan zou alles goed komen. Oké... ik zei maar niet dat we bewust geen kinderen hebben. Hij zou ter plekke een hartaanval krijgen.

Dus kinderen in overvloed hier. En ze zijn overal, behalve op school, lijkt wel. Terwijl ik probeer van een rustige wandeling te genieten, krijst er om de zoveel meter wel een peuter naar me. De meesten praten geen Frans, maar slechts Fulfuldé (oftewel Peul: een taal gesproken in Noord-Kameroen, Niger, Tsjaad, Mali, Guinee, Senegal, Sudan en het zuiden van Mauritanië, weliswaar in verschillende dialecten). Een taal waarvan ik (nog) niets begrijp dus. En dat is natuurlijk hilarisch. Vinden zij. Ik niet. En zo ga ik mijn weg. Stofhappend na elke auto die voorbij komt.

Aha, wat rijst daar op uit het stof? Is dat een waar winkeltje met etenswaren? In onze wijk? Dat is uniek! We hebben inmiddels wel wat mini-winkeltjes gevonden in de stad, maar het meeste voedsel moet toch op de markt worden gekocht. Alhoewel dat ook zeker zijn charme heeft natuurlijk (bij wie loopt er geen water in de mond tijdens het op straat kopen van vlees met vliegen erop?), gaat mijn hartje toch sneller kloppen bij het aanzicht van een 'echte' winkel met schappen enzo. Dus ik naar binnen. Wat heb ik aangetroffen? Zakjes rijst. Lokale rijst in boterhamzakjes. De keuze bestaat tussen een groot zakje en een klein zakje. Zo ook met het zout. Je hebt groot, middelgroot en klein. Dan lokale olie van de katoenplant. Eieren. Oh ja, maggi blokjes natuurlijk. Daar houden ze hier heel erg van. Overal zie je ook maggi-blokjes-reclames (op billboards, in radio- en tv-spots). Die kun je per stuk kopen of per boterhamzakje van 10 stuks. What else? Melkpoeder natuurlijk. Geen echte melk, maar poeder dat wordt aangelengd met water, lekker. En dat was het wel zo'n beetje geloof ik. Oh nee, waspoeder natuurlijk. In van die kleine zakjes, nee geen boterhamzakjes, échte zakjes met een merk en logo erop van het waspoeder zelf. Geen alcohol, want overwegend moslim, maar we hebben onze weg in alcoholland toch al gevonden, want die moslims zijn ook wel stiekeme snoepertjes soms. Er is een onderzoek gedaan door Guiness (wordt in Kameroen veel gedronken). Wanneer verkopen zij het minste bier in een jaar? Precies, tijdens de ramadan! Want de ramadan is heilig, maar anders...

De winkel wordt in het geheugen opgeslagen voor latere tijden, ik ben ten slotte op missie. De zon hijst zich gestaag hoger de hemel in en ondanks dat er hier erg veel bomen langs de weg staan die me van de nodige schaduw voorzien, herinner ik me dat ik straks een kale, heuvelachtige omgeving doorkruis en dat doe ik liever niet in de volle zon. Dat landschap laat echter nog een tijdje op zich wachten, want het is toch stukken verder dan ik dacht... Een uur verder om precies te zijn. De zon laat de aarde voor me trillen, ik voel me wat duizelig worden. Jezus, wat heb ik een dorst! Had ik toch wat water mee moeten nemen. Ja, dit is wel wat anders dan Yaoundé. Een groter contrast is haast niet mogelijk. Kon de luchtvochtigheid van Yaoundé me soms opblazen als een kikker met een rietje in zijn reet, hier voel ik me binnen een paar uur samentrekken als een krent.

Twee uur later. Mijn neus en longen vol zand, mijn mond kurkdroog, mijn lippen gescheurd, mijn ogen branden, dorst, heet, moe en uitgeblust, maar ik heb het gehaald. Ik ben op het 'agence de Sonel'. Gelukkig staat er een hele lange rij, dus kan ik even uitrusten voordat ik mijn factuur onder het raampje moet schuiven. Na zo'n 10 minuten in sluimerstand besluit ik even neer te strijken op een vlakbijstaand bankje. Even checken wie er voor me staat: oké, jongen in zwart shirt. Uit de tv aan de muur komt een Frans nagesynchroniseerd gegil uit een exorcist-achtige Indiase die door de lucht vliegt en een Bollywood-familie dreigt aan te vallen. De vele Kameroeners in de veel te kleine ruimte hebben hun ogen aan het scherm geplakt zitten. Het geluid staat dermate hard dat ook ik me snel laat verleiden door het drama dat zich voor mijn ogen voltrekt. Wanneer onze vliegende heks met uitgestoken vinger een arme man in een rolstoel door de ruimte slingert onder begeleiding van donder en bliksem, zijn de mannen naast me het erover eens: “die vrouw is gek!”. Dan is het reclame (over maggi-blokjes) en slaat de verveling snel toe. Het is heet, de rij is lang, de ruimte klein.

Plots klinkt er gerinkel. Een vrouw uit de rij heeft een muntje laten vallen. Ze speurt de grond af, maar ziet niets. Mensen om haar heen beginnen nu ook te kijken. Elke afleiding is mooi meegenomen. Niemand ziet iets. De vrouw raakt lichtelijk in paniek. Uit het geroezemoes blijkt al snel dat het niet zomaar een muntje is, nee het is een muntje van 500 FCFA. Het grootste muntje dat er bestaat en het is maar liefst € 0,75 waard. Nu wordt het serieus. Er worden orders uitgedeeld. Iedereen moet om de beurt zijn voeten omhoog doen om er zeker van te zijn dat niemand op het muntje staat. Alle hoeken en kieren worden bestudeert, de banken worden opzij getrokken en de plinten gaan van de muur (want het kan er zomaar tussen zijn gevallen). Het muntje wordt niet gevonden. De vrouw heeft tranen in haar ogen staan. Hoe kan ze nu haar rekening betalen? Uiteindelijk besluit ze in de rij te blijven staan, misschien komt het er dadelijk nog uit. Het zal mij niet verbazen als het muntje tussen iemands teenslipper is verdwenen...

Maar goed, door al deze commotie ben ik mijn voorganger kwijtgeraakt. Het is een jongen in een zwart t-shirt, maar die blijken er ineens meerderen te zijn. Ik prop me maar ergens tussen hopend dat ik goed zit, want voordringers worden niet op prijs gesteld in Kameroen. Dat blijkt maar weer eens als even later een jongen van het bankje opstaat en achter mij in de rij aansluit. Een man in een jurk is het daar niet mee eens: “jij hoort daar niet te staan, jij moet achteraan sluiten, jij was nog niet zo ver!”, roept hij, al zittend op een bankje, naar de jongen. “Jawel”, zegt de jongen achter mij, “want ik ben na 'nasara' hier”. Oeps... Ik doe net alsof ik nergens vanaf weet en richt mijn blik op de televisie. De man in de jurk blijft echter volhouden en gooit de jongen allerlei verwijten naar zijn hoofd. Het meeste ervan in Fulfuldé, dus ik begrijp niet wat hij zegt, maar de blik van de jongen spreekt boekdelen als hij me twijfelend aankijkt. Ik glimlach maar. Ja, ik weet het ook niet! Lekker belangrijk ook, Jezus. Ik ben moe en stoffig en ik blijf staan waar ik sta, want ik ben bijna aan de beurt. Ook de jongen blijft hardnekkig op zijn plek staan. Dan komt er ineens een scheelkijkend jochie zich ermee bemoeien, waar komt die vandaan?! Ik duw snel mijn factuur onder het loketje door en maak al wachtend op de reçu plaats voor de jongen achter me (afstand houden met een rood streepje op de grond is er hier niet bij). Als hij zijn factuur op de balie legt, komt dat jochie met één oog in zijn broekzak voorbij, grijpt de factuur en gooit hem achter zich neer. Nu komen er mensen in opstand tegen die druktemaker: “Wat maak jij nou voor een chaos?!” (Ze houden hier zogenaamd niet van problemen, maar áls er problemen zijn, dan bemoeit iedereen zich ermee.) In elk geval wordt de factuur van de grond opgepakt, via de rij naar voren doorgegeven en beland netjes (alhoewel gekreukeld) weer op de balie terecht. Waar dat jong last van heeft, wordt me niet duidelijk, maar het schuim staat hem op de mond als hij die factuur weer op de grond gooit en zijn vuist op het gezicht van de jongen naast mij doet laten terechtkomen. Merde, vechtende Afrikanen zijn onvoorspelbaar, vooral in zo'n kleine ruimte, dus ik laat me gewillig in de hoek drukken als vuisten heen en weer hun werk doen. Gelukkig wordt die kleine al snel in de houtgreep genomen, komt mijn reçu onder het raampje doorgepiept en duw ik mezelf naar buiten toe. Ik ben misschien wel de aanstichter van dit alles, maar wil er toch niets mee te maken hebben. Het is een dinsdagochtend rond twaalf uur for God sake's! Ik heb wel wat beters te doen.

That reminds me, ik heb nog niet eens ontbeten, dus houd ik snel een motortaxi (oftewel moto) aan. Over het mulle zand glijdend nemen we een short-cut langs de droge rivier naar huis. Deze rivier bevat alleen tijdens de 4 maanden regenseizoen een beetje water. Daar buiten wordt hij gebruikt als voetbalveld. Of er worden zakken zand gevuld voor het bouwen van huizen. We schieten de straat weer op en mengen ons tussen de tientallen andere moto's die elkaar links en rechts voorbij schieten met onverwachte manoeuvres om de kuilen in de grond te omzeilen. Net voor onze straat zie ik ineens een meisje van de motor op de grond vallen. Ik schrik, denk dat er een ongeluk is gebeurd, maar dan begint ze gillend met haar handen in de lucht van de motor weg te rennen. Ik vraag mijn moto te stoppen en te kijken wat er aan de hand is. Hij roept het meisje en ze komt op ons afrennen. Haar pupillen zijn verwijd en ze trilt over haar hele lichaam. Ze zal een jaar of acht zijn en ze blijft wild schreeuwen. Ik vraag hem wat ze roept (want Fulfuldé) en hij maakt op van haar relaas dat ze ontvoerd werd door haar moto. We kijken om naar haar moto en de chauffeur, moto op de standaard, staat verbaasd naar ons te kijken met haar gevallen tasje in zijn hand. Dan wil ze weer weg te rennen. Mijn chauffeur houdt haar echter tegen en vraagt de andere chauffeur om uitleg. Hij zegt dat hij alleen maar een andere weg wilde nemen, omdat de straat verderop open ligt vanwege werkzaamheden. Hij ziet er zo verloren uit met het kleine rode tasje in zijn hand dat ik hem op slag geloof. Het meisje wil er echter niets van weten. Dus kruipt ze achterop mijn moto en laat zich door ons afzetten. Of ze ooit iets heeft meegemaakt of dat ze alleen maar verhalen heeft gehoord, kom ik niet te weten, maar echt bang is ze wel.

Nu zijn Kameroeners sowieso erg snel op de kast te krijgen. Laatst nog vertelde Genesis (een chauffeur van Jeroens werk) een opmerkelijk verhaal wat hij werkelijk gelooft: in Nigeria zijn er namelijk al verschillende mensen overleden nadat ze een gebeld zijn door een mystiek wezen. Je wordt gebeld met een onbekend nummer, neemt de telefoon op en na een tijdje ben je dood. En nu komt dit gevaar richting Kameroen, aldus Genesis. Ik kijk hem verbluft aan. Dit kan ie toch niet menen? Jawel, dat meent hij wel. Ik zeg: “Genesis, dat geloof je toch niet? Dat is een film en die heet The Ring.” “Ja,” zegt ie: “daar hebben ze zelfs een film over gemaakt!” Huh, nee man, andersom! Laat maar, never ending story. Want zo kennen ze er nog wel een paar.

In ieder geval, ik ben veilig thuisgekomen. De kindjes in de straat weer begroet, deze keer met handje-schudden erbij. Dat heb ik één keer gedaan met één kindje en nu vormt zich spontaan een rij als ik voorbij kom. Want wat de ene mag, mag de andere natuurlijk ook, en dat elke dag en elke keer voortaan. Gelukkig hebben de trappelende voetjes Baba gealarmeerd en heeft hij de poort al geopend zodat ik onder luid gejoel als een ware popstar het huis in kan glippen. Genoeg actie voor vandaag. Terug naar ons levend museum waar ik vanuit de luie stoel al knikkebollend van geniet voordat ik achter Baba aan de schaapjes volg...

Geplaatst door: Marijke