Pagina's

zaterdag 7 mei 2011

Allemaal beestjes

Kameroen is rijk aan dierenleven. In het noorden, op de savanne, zie je van dichtbij giraffes en nijlpaarden en met een beetje geluk een grommende leeuw of luipaard. In de jungle van het zuiden en oosten zijn er de bosolifanten, gorilla’s en chimpansees (meestal als een vluchtende schaduw tussen het groen, maar toch). Over die schitterende dieren vertel ik een andere keer. Ik wil het nu hebben over die beestjes die dit exotische oord een beruchte reputatie bezorgen. Kwelgeesten die ik (en met mij waarschijnlijk alle 20 miljoen Kameroeners) liever kwijt dan rijk ben.

Neem nou deze week. We maakten een toer door de dorpen om voorlichting te geven. De eerste ochtend waren de deelnemers aan de workshop rijkelijk laat (gebeurt wel eens vaker), maar goed, geen nood, we konden de tijd doden met de bezichtiging van een nabijgelegen plantage. Daar werden palmnoten met een pers tot olie verwerkt. Ik ging op een boomstam zitten om het spektakel eens goed van dichtbij te bekijken.

Het was een mooi gezicht om te zien hoe uit de noten een oranje, glibberige substantie droop. Maar na een klein kwartier keek ik eens omlaag naar mijn ontblote armen. Ik schrok! Heel mijn armen zaten onder de rode vlekken. Alsof ik plotseling een allergie had gekregen. Of de rode hond. Gek, want ik voelde me niet ziek en ik had ook niet de aandrang me flink te krabben.

Ik stootte de chauffeur aan die naast me zat. ,Wat is dit allemaal?’, vroeg ik en wees op de ontelbare rode vlekken op mijn armen. Hij lachte. ,De moet-moet’, zei hij. ,De moet-moet?’ ,Ja, een insect dat je bloed zuigt’, sprak hij nuchter, alsof het heel normaal was wat die beesten deden. ,Maar ik heb ze helemaal niet gevoeld’, antwoordde ik en dacht terug aan de muggenbulten van vannacht. Weer keek ik naar mijn armen. Op een plek dat tot een minuut geleden nog een stukje witte huid was, zat een rode vlek. Ik snapte er niets van. ,Het zijn piepkleine zwarte vliegjes’, bekende hij. ,Pas als ze je bijten, worden ze zichtbaar.’

Ik besloot mijn lichaam aan een minutieus onderzoek te onderwerpen. Ik bracht mijn rechter onderarm tot vlak voor mijn neus en kneep mijn ogen samen tot spleetjes. Tegen het felle zonlicht als achtergrond zag ik hoe tientallen zwarte puntjes boven mijn harige huid dansten. Als vliegende vlooien.

Een van hen kreeg de aandrang om te dalen. Nou ja, de snelheid waarmee ie dat deed, had eigenlijk meer weg van een kamikazepiloot. Na een duikvlucht landde hij ter hoogte van mijn pols. Een minuscuul zwart knopje. Vastgeplakt aan mijn huid.

Hoe hij vervolgens door de huidcellen heen boorde, kon ik niet zien. Maar met enige huivering stelde ik me voor dat hij met zijn kaken een gaatje maakte en vervolgens met een scherp roltongetje van mijn bloed snoepte. Het gevolg van zijn vampierachtige drinkgedrag was wél goed zichtbaar. In een mum van tijd zwol hij op tot het formaat van een ordinaire mug. Maar dan veel boller. Ik keek het nog even aan, maar kon toen de drang niet weerstaan. Pets! De moet-moet spatte uiteen tot een bloedvlek.

Triomfantelijk liet ik het aan mijn chauffeur zien. Maar bijna tegelijkertijd kwam er de teleurstelling. Want niet ver van mijn pols vandaan, waren drie nieuwe vlekken bijgekomen.

,Wat kan ik er tegen doen?’, riep ik uit. Ik had me nochtans van te voren goed ingesmeerd met deet. Mijn vriend haalde zijn schouders op. ,Niet veel’, zei hij en sloeg een moet-moet op zijn arm dood. ,Of nou ja, een shirt met lange mouwen dragen, helpt wel. Zou ik trouwens zeker doen, want ze brengen ook malaria over.’

Goed dat ie dat laatste er nog even bij vermeldde. Dus dat wordt het de volgende keer: een stevig katoenen shirt met lange mouwen bij 35 graden Celsius en 90% luchtvochtigheid. En bij voorkeur ook wanten mee. Want tussen de knokkels van mijn vingers verschenen ineens ook rode vlekken.

Geplaatst door: Jeroen