Pagina's

donderdag 15 december 2011

Le patron



,Oh shit, mijn blouse’, dacht ik, toen ik aankwam bij het restaurant en een delegatie van heren in te strakke pakken me opwachtte. Mijn blouse die ik in de gauwigheid van de wasmand had geplukt en nog ongestreken was. Okay, weliswaar een Boss, maar volledig gekreukt. En daar schudde ik al de handen gestoken in mouwen met gouden manchetknopen. Ik speurde naar de blikken tegenover me en zag dat ze de vouwen van mijn shirt telden. ,Dit is de patron van mijn middelste zoon’, stelde de gastheer me nog aan de delegatie voor. Maar het kwaad was al geschied.

Ik was op uitnodiging van een vriend naar het restaurant gekomen. Een vriend die ik op mijn werk een beetje onder mijn hoede neem en met wie ik van het weekend een dubbele vodka-cola had weggetikt. Zijn jongere broer had een of andere opleiding volbracht en dat moest uitbundig gevierd worden. ,Mijn vader nodigt je uit’, had mijn vriend die zaterdagavond plechtig verteld. Het klonk een beetje als een dwangbevel. En hoewel ik er bij voorbaat al niet zoveel zin in had, zei ik: ,Goed, ik zal er zijn.’ Tenslotte is het moeilijk vechten tegen vaders die je aanwezigheid zeer op prijs stellen.

Ik schudde de handen van een tiental bobos, allemaal oudere vrienden van de trotse papa, en kreeg toen een plaatsje aan een tafeltje binnen toegewezen. Overal stonden flessen exclusieve wijn en Chivas Regal te wachten op dorstige gasten. Papa was van plan ook zo’n Schotse vriend op mijn tafel te zetten, toen ik zei: ,Eigenlijk heb ik meer zin in een biertje.’ ,Een biertje?’, antwoordde hij verwonderd. Maar goed, de gast –en zeker de enige blanke gast- is koning.

Daar zat ik dan, wat onwennig op me heen kijkend naar de gasten die arriveerden. De vrouwen in mantelrokjes, de mannen steevast in pak met een onberispelijke snit. Ik zag de details -de broches op het decolleté geprikt en de opgevouwen zakdoekjes zorgvuldig uit de pochets stekend– en probeerde met mijn vingers stiekem de vouwen van mijn blouse glad te strijken. Wat natuurlijk niet lukte.

Misschien was dat opgelaten gevoel een allergische reactie op al die vergaderingen die ik de afgelopen weken te verduren had gekregen. Sinds ik terug ben uit de jungle, word ik voor de ene na de andere officiële plechtigheid gevraagd. Daar zit ik tussen Kameroense autoriteiten. Van het Ministerie van Bosbouw, van het Ministerie van Milieu, van het ministerie van Financiën. Zij altijd in pak, ik altijd in mijn Boss-blouse (hoewel dan gestreken). En altijd denk ik achteraf: wat is er nou eigenlijk allemaal echt gezegd?

Toen alle gasten gearriveerd waren, gaf papa het woord aan de grootste bobo. De ware patron. De broer van mijn vriend om wie het allemaal draaide, moest er naast gaan staan. De speech ging over groei, toekomstkansen en uitdagingen. De broer dwong zichzelf minutenlang zwijgend te luisteren met de handen voor zijn driedelig kostuum gevouwen. Ik had het met hem te doen.

Toen de toespraak eindelijk was afgelopen, het buffet ingezegend en geopend, stelde papa de belangrijkste gast aan me voor. ,,Hij is de patron van mijn middelste zoon’, zei de gastheer tegen de man tegenover me. Ik knikte vriendelijk en pakte de hand met een dikke, gouden zegelring aan de ringvinger. Hij liet even de blik over me glijden en werd terstond afgeleid door een dame die een tafeltje verder zat. Ik had blijkbaar niet genoeg patron-gehalte. Jammer dan. Ik kon met mijn bord naar het buffet lopen waar acht verschillende soorten vlees op me wachtten.

Terug aan de tafel ontdekte ik een televisie schuin boven de bar. Een of andere Afrikaanse soap was aan de gang. Het was even over half negen, dinsdagavond. Tijd voor Champions league! Zou ik..? Ik had een moment van twijfel, maar verwisselde toen het tafeltje voor een barkruk aan de toog. Ik vroeg de bardame om de afstandsbediening en zapte naar inderdaad een wedstrijd. Het was Dortmund-Olympique Marseille. Onmiddellijk kreeg ik gezelschap van andere gasten die ook min of meer op zo’n programma hoopten. En ook de patron keek vanaf de zijkant mee.

Het zijn niet mijn favoriete clubs, verre van, maar de wedstrijd was spannend en sport verbroedert. De sfeer aan de toog was een stuk relaxter dan aan de andere tafeltjes. Ik dronk nog een biertje en stak een sigaret op. Gaat wel, bedacht ik me. Maar toch hunkerde ik ineens naar de bush. Om ergens in een dorpje zitten met een kalebas palmwijn voor me en te luisteren naar de geluiden van de jungle. Omringd door gasten die zwijgend hun sigaretten smoren. Daar maakt een ongestreken blouse trouwens ook geen bal uit.

Door Jeroen