Pagina's

zondag 26 juni 2011

Monsieur Moussa

Wat zou Yaoundé zijn zonder haar leger aan straatverkopers? Overal lopen, staan of zitten ze. Zie je iemand met één schoen op zijn hoofdkruin over het trottoir lopen, dan weet je dat je bij hem moet zijn om je versleten gympen te vervangen. Rattenlijkjes rond een standje? Geheid dat daar de oplossing wordt verkocht voor het ongedierte binnenshuis.
Je hebt de ananasverkopers, de zonnebrilverkopers, de gekookte eierenverkopers, de jongeren die met pakjes tissues langs de terrasjes gaan, de lieden die bij het pompstation ruitenwissers slijten, de vrouwen die gepelde pinda’s in whiskyflessen voor zich uitstallen, de bedelaars die hun ellende aanbieden en zo nog 100-en-1 productverkopers. Vernieuwend is het allemaal niet, maar een ieder probeert zijn graantje mee te pikken in het informele circuit.
Ze moeten met duizenden zijn. Tijdens de wandeling van het appartement naar mijn kantoor, nog geen kilometer hemelsbreed, tel ik er negen. We groeten elkaar vriendelijk, soms koop ik er een pakje sigaretten of voor 100 cfa (15 eurocent) snoepjes. Daarvoor krijg ik dan vier bonbons. Op de heenweg is het bonjour en op de terugweg een bonne soirée. Veel meer gesprekstof was er voorheen niet. Maar sinds ik een week lang met krukken langs liep vanwege een afgescheurde kruisband, vraagt elke verkoper steevast hoe het met mijn knie is. Ook is dat ondertussen twee maanden geleden en loop ik weer als vanouds.   
Mijn favoriete straatverkoper is monsieur Moussa. Ik geef hem 68, maar het kan evengoed tien jaar ouder zijn of vijf jaar jonger. Zijn standje –een verhoogde tafel van pallethout- staat strategisch op de hoek van een druk kruispunt. Monsier Moussa draagt altijd dezelfde kleding: een lichtblauwe blouse, een zwarte pantalon en rode sokken. Als ik langskom, zit hij meestal half op de tafel, het ene been over het andere geslagen. Hij verkoopt sigaretten, snoepjes en zakdoekjes. De waarde van zijn hele business zal zo rond de 10 euro zijn.
Monsieur Moussa houdt van staren. Ik weet niet of hij kijkt naar al het verkeer dat bumper aan bumper voorbijglijdt of dat hij de herinneringen aan het verleden ziet. Soms denk ik het laatste, want het duurt altijd even, een seconde of tien, voordat hij zich van mijn afwezigheid bewust is. Maar dan gaat het ook ineens rap. Zijn peinzende gezicht breekt open, zijn verweerde hand steekt gretig naar me uit. ,,Ah, comment allez-vous?’’ Hij schreeuwt altijd, maar ik wijd dat aan zijn enthousiasme.
Meestal is het uitbundig de hand schudden en een groet. Af en toe blijf ik even met hem kletsen en hebben we het over zijn geboortestreek in het uiterste noorden van het land, zijn kleinkinderen of over mijn knie. In tegenstelling tot de andere verkopers die altijd naar de toestand ervan vragen, heeft monsieur Moussa vanaf dag één gezegd: ,,Dat komt wel goed.’’ Uit zijn mond klinkt dat helend. En de laatste tijd, nu ik weer redelijk normaal loop, zegt ie: ,,Zie je wel dat het goed zou komen.’’
Mensen als monsieur Moussa geven kleur aan de straat, maar eigenlijk zijn al die verkopers illegaal bezig. Volgens de regels van de politieke elite hebben ze het recht niet om spullen aan te bieden, ook al zijn ze met duizenden en koopt driekwart van Yaoundé bij hen.
Gisteren werd weer eens duidelijk dat ze overgeleverd zijn aan de grillen van het gemeentebestuur. Een knokploeg van ambtenaren trok de wijken in. De geüniformeerde lieden hielden een ware razzia. Ik zag in een aangrenzende buurt hoe verkopers nerveus hun handeltje bij elkaar pakten en er als een gek vandoor sprintten. Maar er waren ook een stel die hun houten kraampjes niet op tijd konden afbreken. Geen nood, met bijlen werd alles in een wervelwind kort en klein geslagen. Een paar vrouwen probeerden hun dagelijks brood te verdedigen, maar zij werden door de ploeg hardhandig verwijderd.
Het deel tussen ons appartement en mijn kantoor bleef gespaard voor de sloop. Tenminste voor deze keer. Er bestaat geen twijfel dat de knokploeg in de nabije toekomst zal toeslaan. Voor de verkopers is het te hopen dat ze dan op tijd gewaarschuwd worden.
Maar wat zal monsieur Moussa in dat geval doen? Zijn hele toko in één vloeiende beweging onder zijn blouse verbergen? Dat kan gemakkelijk gezien de hoeveelheid, maar ik denk niet dat hij die moeite neemt. Hij zal de knokploeg en hun vervaarlijk zwaaiende bijlen ontvangen met een staren naar het kruispunt. Dan zal hij nog eens het ene been over het andere slaan, zijn rode sok optrekken en zonder zijn blik van het verleden af te wenden zeggen: ,,Verdoe jullie tijd niet aan een oude man als ik.’’       
 Door Jeroen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten