Pagina's

woensdag 1 juni 2011

Tijdens een tropische bui

,,Het wordt haar dood. Daar ben ik zeker van.’’
Ik probeer de grip op de weg niet te verliezen. Het regent hevig, het hoost, en we rijden terug van een workshop in een gehucht naar een stadje dertig kilometer verderop. Bij gebrek aan chauffeurs van het project (ze zijn deze week allemaal bezet), ben ik het die achter het stuur zit van de jeep.
Op de achterbank hebben zich twee collega’s en drie dorpelingen opgevouwen. En voor, pal naast de versnellingsbak, delen twee passagiers een stoel. Onder wie de zoon van de huidige chef van het betreffende gehucht. Hij voert het hoogste woord.
,,Onze chefferie heeft een lange traditie.’’, gaat hij verder. ,,Vijf jaar geleden is mijn oom overleden. Hij was de chef van ons dorp. Mijn vader heeft zijn taak overgenomen. Dat gaat goed. Maar nu is mijn tante teruggekomen en eist de macht op.’’
Die tante, de weduwe, was met haar kinderen na de dood van haar man naar de hoofdstad vertrokken. Dus ging het leiderschap naar de oudste broer. Die zette de heerschappij voort. Want chef de village zijn, dat is een erekwestie. De dorpelingen hebben er ontzag voor en ze spreken ‘m aan met Zijne Majesteit. Een koninkrijk in het klein. Zo had ik het althans begrepen.
Maar ik moet me concentreren. Vanmorgen was het zandpad nog gebarsten klei, nu met de striemende regen is het een achtbaan geworden. De modder aan de banden laat de jeep dansen. Terug naar de tweede versnelling. Even verderop wacht een brug.
,,Ze zegt dat haar oudste zoon de chef moet worden. Maar dat willen we helemaal niet. Ik bedoel, de hele familie is er tegen. En zij raakt buiten zinnen. Ze weet niet welke gevolgen..’’
De ruitenwissers knerpen over de voorruit en zwiepen de woorden weg. Voor ons de brug die stevig is verwaarloosd. Gehavende balken, daaronder de wassende rivier. Ik wil geen risico nemen.
Allemaal eruit alsjeblieft, zeg ik. Ze lopen naar de overkant. Ook de zoon van de chef.
Aanwijzingen volgen. Schakelen naar de eerste versnelling en dan heel langzaam over twee uitstekende balken. Een balk breekt, het achterwiel slipt weg, maar ik geef gas en de jeep ploft aan de overkant. (Shit, vloek ik, holy shit!)
Als de passagiers eenmaal weer kletsnat zijn ingestapt, vervolgt onze hoogste gast zijn monoloog.
,,Mijn tante blijft erbij. Haar zoon moet de chef worden. Ze snapt het niet. Ze snapt het echt niet.’’
Ik had de chefferie gezien. Een statige villa in een godvergeten gehucht. Twee verdiepingen uit grijze baksteen. Een houten podium voor de poort waar jaarlijks evenementen worden gehouden ter ere van de dorpstradities. Het geheel had er indrukwekkend uitgezien naast het dozijn lemen hutten van de andere families.
,,Ze heeft nu een vuur aangewakkerd dat niet meer kan worden geblust. Ze wordt er door verbrand. Ik zweer het je.’’
Dan kijkt hij opzij.
,,Wat vind jij ervan?’’
Wat vind ik? Tja, wat moet ik van een familiekwestie zeggen? Ik ben een bosbouwer, ik geef voorlichting in de gehuchten en ik meng me niet in zulke zaken. Want er is een Kameroens gezegde dat ik ter harte heb genomen: ‘Steek nooit je vinger tussen de schors en de boomstam.’
Bovendien moet ik nu de jeep met de lading veilig naar de stad brengen.
,,Sorry’’, antwoord ik snel. ,,Kunnen jullie weer uitstappen?’’
Want voor ons ligt een omgewaaide boom. Eerst maar eens die hindernis nemen in de stromende regen. Wie weet wat ons nog meer te wachten staat.

Geplaatst door Jeroen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten